Cliëntenonderzoek banken en verzoek inzage strafdossier

Dit vonnis betreft een kort geding tegen Rabobank wegens de beëindiging van de bankrelatie met een autobedrijf. In maart 2021 heeft Rabobank de bankrelatie met het autobedrijf opgezegd. Een van de gronden van de opzegging ziet op het verwijt dat het autobedrijf het cliëntenonderzoek van Rabobank zou hebben belemmerd, onder meer door geen inzage te geven in stukken uit het lopende strafdossier. De voorzieningenrechter overweegt dat het het autobedrijf vrijstond om (delen van) het strafdossier ter inzage te geven aan Rabobank. Uit hoofde van haar bankrelatie met Rabobank dient het autobedrijf rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van Rabobank. Dit heeft zij niet gedaan door geen gehoor te geven aan het verzoek van Rabobank om inzage te geven in het strafdossier. De rechtbank overweegt dat Rabobank terecht heeft gesteld dat zij belang heeft bij inzage in het strafdossier om zo haar eigen oordeel te kunnen vormen over de risico’s die voortzetting van de bankrelatie met zich mee zouden brengen. Van Rabobank kan wel worden verlangd dat zij niet op de stoel van de strafrechter gaat zitten en de strafrechtelijke onschuldpresumptie meeweegt in haar onderzoek. Door geen afschrift te verstrekken van het strafdossier, zo nodig deels geanonimiseerd, heeft het autobedrijf het cliëntenonderzoek van Rabobank belemmerd.



Jurisprudentie

Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929
Rechtbank Amsterdam 11 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3066