Gerechtshof Arnhem

ECLI:NL:GHARN:2004:AR4557

Datum: 10-08-2004

Onderwerp(en): Echtelijke woning en het verrekenbeding

Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht

Ter beoordeling ligt thans nog enkel voor de vraag voor welk gedeelte de woning aan [adres] ingevolge het tussen partijen overeengekomen verrekeningsbeding (artikel 3 van de akte van huwelijkse voorwaarden) in de verrekening dient te worden betrokken. Het hof te ’s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van14 december 2000, kort gezegd, de slotsom bereikt dat voor verrekening in aanmerking komt de waarde van de woning op 3 december 1993 ad fl 332.500,- verminderd met de resterende hypotheekschuld, die op 31 december 1993 fl 64.807,76 bedroeg, waarbij het hof heeft aangenomen dat die schuld op 3 december 1993 dezelfde hoogte had. Het hof heeft zodoende beslist dat de man de helft van het verschil tussen beide bedragen, ofwel fl 133.846,12, aan de vrouw dient te betalen.

(Geding verwezen door de Hoge Raad).

Uitspraken met hetzelfde onderwerp: