Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:510 Hoge Raad 31 maart 2020

ECLI:NL:HR:2020:510

Datum: 31-03-2020

Onderwerp: Verweren t.a.v. de beschikkingsmacht

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Voorhanden hebben van airsoftwapen gelijkend op vuurwapen, art. 13.1 WWM. Heeft verdachte het wapen van zijn vader dat op een tafeltje in de woonkamer van de woning van verdachte en zijn ouders lag, voorhanden gehad? Voor een veroordeling van het - als pleger - voorhanden hebben van een wapen is vereist dat verdachte het wapen bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de HR in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BP5992). Voorts houdt het aanwezig hebben van een wapen in dat verdachte feitelijke macht over het wapen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. In bijzondere gevallen volstaat de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van feitelijke macht over het wapen niet voor het oordeel dat verdachte dat wapen voorhanden had in de zin van art. 13.1 WWM. Dat kan b.v. het geval zijn wanneer iemand onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen van een ander in handen krijgt of wanneer iemand onverwacht kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen.
Oordeel hof dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd, mede gelet op de verklaring van verdachte dat het wapen op de bank lag, hij en zijn vader het na lange tijd weer uit een kast hadden getrokken, hadden schoongemaakt en in het vet hadden gezet, zij een paar dagen daarvoor ermee in de tuin hadden geschoten en het wapen voor alleen zijn vader en hem voorhanden was. Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Willemijn Albers

senior juridisch medewerker Gerechtshof Amsterdam