Rechtbank Rotterdam 13 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:417 Hoge Raad 29 maart 2022

ECLI:NL:HR:2022:417

Datum: 29-03-2022

Onderwerp: Noodweer

Overige onderwerpen: Noodweer, Vaststelling feiten door rechter en eisen aan beroep op noodweer(exces), Verweren m.b.t. strafbaarheid feit en dader

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Mishandeling door ander met fietspomp op diens hoofd te slaan na gestelde eerdere confrontatie, art. 300.1 Sr. Noodweer, art. 41.1 Sr. 1. HR verduidelijkt eerdere regels m.b.t. aannemelijkheid van feitelijke grondslag van beroep op noodweer. 2. Kon hof oordelen dat aan beroep op noodweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden?
Ad 1. Als door of namens verdachte beroep op noodweer is gedaan, moet rechter (i) feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken, (ii) beoordelen of aan voorwaarden voor aanvaarding van verweer is voldaan en (iii) gemotiveerde beslissing geven op verweer. Bij onderzoek naar feitelijke grondslag van beroep kan betekenis toekomen aan inhoud en indringendheid van de door of namens verdachte aangevoerde argumenten. De last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag mag echter niet uitsluitend op verdachte worden gelegd. Als verdachte in dit verband weigert te antwoorden op nadere vragen m.b.t. door of namens hem gestelde gang van zaken, mag rechter die omstandigheid in zijn beoordeling betrekken. Voor aanvaarding van beroep is onder meer vereist dat rechter de feitelijke grondslag ervan aannemelijk acht. Voor vaststelling van de feiten en omstandigheden waarop dat beroep steunt, geldt (anders dan voor beslissing over bewezenverklaring) niet als maatstaf dat deze feiten en omstandigheden zich ‘buiten redelijke twijfel’ hebben voorgedaan. Bij beoordeling van feitelijke grondslag van beroep op noodweer gaat het er slechts om dat die feitelijke toedracht, gelet op wat daarover door of namens verdachte is aangevoerd en in het licht van verhandelde ttz., voldoende aannemelijk is geworden. Aan oordeel dat gestelde feitelijke grondslag voldoende aannemelijk is geworden, staat enige onzekerheid over precieze feitelijke toedracht niet in de weg. Wanneer rechter de feitelijke toedracht van beroep niet aannemelijk geworden acht, verwerpt hij beroep. Ook wanneer hij oordeelt dat de door hem aannemelijk geachte feitelijke toedracht het beroep niet kan doen slagen omdat niet aan voorwaarden voor aanvaarding van dat beroep is voldaan, verwerpt hij het beroep. Rechter kan overigens onderzoek naar feitelijke grondslag van beroep achterwege laten, als hij tot oordeel komt dat (veronderstellenderwijs uitgaand van aannemelijkheid van gestelde feitelijke toedracht) beroep niet kan slagen. Wel moet uit uitspraak volgen op welke grond verwerping berust.
Ad 2. Hof heeft geoordeeld dat de door verdediging gestelde aanranding, die eruit zou bestaan dat verdachte voorafgaand aan het op camerabeelden zichtbare incident door aangever is aangevallen, niet aannemelijk is geworden. Hof heeft daarmee beroep op noodweer beoordeeld met toepassing van juiste maatstaf. ‘s Hofs oordeel hof is (ook in het licht van wat verdediging daaraan ten grondslag heeft gelegd) toereikend gemotiveerd.
Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Willemijn Albers

senior juridisch medewerker Gerechtshof Amsterdam