Bij besluit van 8 januari 2019 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [appellant] een boete opgelegd van € 300,00 en bepaald dat [appellant] de aan hem verstrekte lening moet terugbetalen. Bij brief van 28 september 2015 heeft de minister [appellant] meegedeeld dat hij inburgeringsplichtig is. Zijn inburgeringstermijn is op 11 augustus 2015 gestart en hij had, met twee verlengingen, tot en met 2 november 2018 de tijd om te voldoen aan zijn inburgeringsplicht. Aangezien [appellant] niet voor die datum aan de inburgeringsplicht heeft voldaan, heeft de minister hem bij het hierboven genoemde besluit van 8 januari 2019 een boete opgelegd van € 300,00 en bepaald dat hij de lening voor het volgen van een inburgeringscursus moet terugbetalen. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet tijdig inburgeren.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Raad van State 25 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1197) Evenredigheid bij herstelsancties
- Raad van State 16 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:752) Evenredigheid bij herstelsancties
- Raad van State 7 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1468) Evenredigheidsbeginsel
-
- Raad van State 23 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:850) Evenredigheid bij herstelsancties
- Raad van State 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) Evenredigheidsbeginsel
Aanmelden | Raad van State 13 april 2022
Kosten: gratis
Rechtsgebiedenregister: Omgevingsrecht