Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Raad van State 29 november 2023 Raad van State 29 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:2192 Hoge Raad 27 november 2018

ECLI:NL:HR:2018:2192

Datum: 27-11-2018

Onderwerp: Vervolging art. 197 Sr

Overige onderwerpen: Wanneer strafbaarstelling

Rechtsgebiedenregister: Vreemdelingenrecht, Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl


Als vreemdeling in Nederland verblijven terwijl hij weet dat tegen hem inreisverbod is uitgevaardigd, art. 197 Sr. Art. 11.2 terugkeerrichtlijn. Prejudiciële vraag HR. Inreisverbod nog niet ingegaan, nu verdachte na uitvaardigen van inreisverbod EU nog niet had verlaten? In ECLI:EU:C:2017:590 (Ouhrami/Nederland) heeft HvJ EU voor recht verklaard dat duur van inreisverbod a.b.i. art. 11.2 terugkeerrichtlijn (5 jaren) moet worden berekend vanaf tijdstip waarop betrokkene grondgebied van lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten. Hof heeft vastgesteld dat stappen van terugkeerprocedure zijn doorlopen, zodat vraag of terugkeerrichtlijn in de weg staat aan oplegging onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen onderwerp van discussie is. Uitgangspunt bij verzoek om prejudiciële beslissing is dat tegen verdachte inreisverbod is uitgevaardigd, dat aan dat inreisverbod ten grondslag ligt terugkeerbesluit alsmede vaststelling dat verdachte een gevaar vormt voor openbare orde of nationale veiligheid a.b.i. art. 66a.7.b Vw 2000 en dat verdachte nadien geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Voorts staat vast dat verdachte Nederland niet heeft verlaten, zodat moment waarop in art. 11.2 terugkeerrichtlijn bedoelde termijn van 5 jaren ingaat nog niet is verstreken. Vraag kan worden gesteld of die omstandigheid meebrengt dat recht van EU eraan in de weg staat dat verdachte zich schuldig kan hebben gemaakt aan niet-rechtmatig verblijf in Nederland nadat tegen hem inreisverbod is uitgevaardigd. In deel van Nederlandse vakliteratuur wordt aan arrest Ouhrami consequentie verbonden dat vervolging en bestraffing o.g.v. handelen in strijd met art. 197 Sr van vreemdeling die nog niet daadwerkelijk is teruggekeerd naar land buiten EU, niet mogelijk is. Andere auteurs en CAG stellen zich op standpunt dat deze uitspraak niet die consequentie heeft, nu art. 197 Sr slechts aanknoopt bij tijdstip waarop inreisverbod is uitgevaardigd. Gelet op uit deze discussie voortvloeiende onzekerheid over precieze reikwijdte van arrest Ourakmi, zijn bij Nederlandse gerechten lopende strafzaken tegen vreemdelingen waarin deze kwestie aan de orde is, aangehouden in afwachting van duidelijkheid hieromtrent. Alvorens verder te beslissen verzoekt HR HvJ EU uitspraak te doen over terugkeerrichtlijn m.b.t. vraag of nationale strafbaarstelling die inhoudt dat strafbaar is verblijf van onderdaan van derde land op grondgebied van Nederland nadat tegen hem inreisverbod is uitgevaardigd, terwijl vaststaat dat vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en stappen van in terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen maar daadwerkelijke terugkeer niet heeft plaatsgevonden, verenigbaar is met Unierecht, i.h.b. met oordeel HvJ EU in arrest ECLI:EU:C:2017:590 dat in art. 11 terugkeerrichtlijn bedoeld inreisverbod pas 'rechtsgevolgen' teweegbrengt vanaf tijdstip van terugkeer van vreemdeling naar land van herkomst of ander derde land. HR houdt iedere verdere beslissing aan totdat HvJ EU n.a.v. dit verzoek uitspraak zal hebben gedaan.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. dr. Aniel Pahladsingh

senior jurist Ministerie van SZW EU recht en Internationaal recht