ECLI:NL:CRVB:2022:477
Datum: 02-03-2022
Onderwerp: Compensatieplicht
Overige onderwerpen: Compensatieplicht
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Evenmin is in geschil dat een verhuisvergoeding de goedkoopste maatwerkvoorziening is. Uit wat appellant heeft aangevoerd volgt niet dat een verhuisvergoeding in zijn situatie geen passende bijdrage zou zijn als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Verhuizen naar een rolstoeltoe- en doorgankelijke woning met een slaapkamer en een badkamer op de begane grond biedt een oplossing voor de beperkingen die appellant ondervindt bij het gebruik van zijn eigen woning. Het college heeft ten tijde in geding tenminste eenmaal een passende woning aan appellant aangeboden. Dat appellant om medische redenen niet zou kunnen verhuizen heeft hij ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt. Dat appellant graag in zijn huidige woning wil blijven wonen maakt, hoe begrijpelijk die wens ook is, niet dat het college, mede gelet op het aanzienlijke kostenverschil tussen de verhuisvergoeding en de kosten van een woningaanpassing, in dit geval de gevraagde woningaanpassing had moeten verstrekken. Met wat appellant heeft aangevoerd heeft hij onvoldoende onderbouwd dat bij de buren sprake was van een situatie vergelijkbaar met die van hem. Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet. Uit wat is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.