Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2022:1125 Centrale Raad van Beroep 12 mei 2022

ECLI:NL:CRVB:2022:1125

Datum: 12-05-2022

Onderwerp: Opvang

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Verzoekster heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld en een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening, bestaande uit een maatwerkvoorziening opvang die ook geschikt en veilig is voor haar zoon. De onder 4.1.2 bedoelde situatie doet zich voor. Ook overigens zijn er geen beletselen om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in dit geval de aanvraag voor een maatwerkvoorziening opvang niet heeft kunnen afwijzen. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft wat is overwogen onder 4.2 niet onderkend. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd, het beroep gegrond zal worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter van de Raad ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De voorzieningenrechter zal het college de opdracht geven een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat er wel aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door het college te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld. Met het oog op wat is overwogen onder 4.2, de voorzieningenrechter geen mogelijkheid ziet zelf in de zaak te voorzien en verzoekster geen nadelige gevolgen mag ondervinden van de handelswijze van het college, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de bijzondere omstandigheden in dit specifieke geval, aanleiding om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb in de hoofdzaak een voorlopige voorziening te treffen. Deze voorlopige voorziening bestaat uit het verstrekken van een maatwerkvoorziening opvang die geschikt en veilig is voor verzoekster en ook voor haar zoon, tot zes weken na de datum waarop de nieuwe beslissing op het bezwaar wordt bekendgemaakt. Met het oog op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb afwijzen. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoekster.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Erik Klein Egelink

senior rechter Rechtbank Gelderland