Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNHO:2020:10366 Rechtbank Noord-Holland 8 december 2020

ECLI:NL:RBNHO:2020:10366

Datum: 08-12-2020

Onderwerp: Redelijke termijn

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Destijds 12-jarige verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 34 uur omdat hij ruim 2 jaar geleden een jongetje van 5 jaar met een kogel uit een luchtbuks had geraakt.
Het slachtoffer werd daarbij ernstig gewond. Hij werd geraakt in de borst en liep een klaplong op. De kogel zit nog in zijn borstholte omdat het te risicovol is die te verwijderen.
Volgens de rechtbank waren er twee mogelijkheden hoe het incident heeft kunnen gebeuren en de rechtbank gaat van het tweede scenario uit. Het is niet aannemelijk dat verdachte, die in een T-shirt was gekleed, de luchtbuks op zijn fiets heeft meegenomen, gezien de afmetingen en het gewicht ervan. Ook heeft de moeder van het slachtoffer niet verklaard een luchtbuks te hebben gezien toen ze verdachte op zijn fiets op straat zag, terwijl dit wel voor de hand lag. De verklaringen van de drie getuigen zijn bovendien op bepaalde punten, met name het signalement, niet eensluidend. Dit kan door hun zeer jonge leeftijd komen. Bovendien werden de verklaringen van twee van hen pas anderhalve week later opgenomen waardoor ze kunnen zijn beïnvloed. Ook het slachtoffer zelf zegt geen luchtbuks gezien te hebben.
Volgens de rechtbank heeft verdachte het slachtoffer niet met opzet willen verwonden, laat staan doden. Door zijn leeftijd kon hij niet inschatten wat de gevolgen konden zijn van zijn actie. Maar hij is wel aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. Hij wist dat de luchtbuks gevaarlijk was en mocht hem niet pakken/gebruiken van zijn ouders. Hij heeft dit toch gedaan en ermee geschoten, zonder goed te kijken of iemand in de schietlijn stond.
Bij de strafoplegging is er rekening mee gehouden dat verdachte in de eerste verklaringen bij de politie heeft gelogen over wat er is gebeurd. Wel heeft het incident al ruim 2 jaar geleden plaatsgevonden en is de redelijke termijn met 11 maanden overschreden. Dat is zeker in jeugdstrafzaken onwenselijk omdat juist die een opvoedkundig effect moeten kunnen hebben. Berechting van jeugdzaken dient binnen 16 maanden plaats te vinden.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)