Hoge Raad 29 september 2023 Gerechtshof Amsterdam 26 september 2023 Rechtbank Gelderland 6 september 2023 Hoge Raad 25 augustus 2023 Rechtbank Limburg 18 juli 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNHO:2016:9360 Rechtbank Noord-Holland 16 november 2016

ECLI:NL:RBNHO:2016:9360

Datum: 16-11-2016

Onderwerp: Franchise

Rechtsgebiedenregister: Verbintenissenrecht

Vindplaats: Extern

In deze zaak hebben 242 Albert Heijn franchisenemers samen met de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers Albert Heijn en een aantal gelieerde maatschappijen gedagvaard. De franchisenemers stellen dat Albert Heijn sommige inkoopvoordelen niet volledig doorgeeft aan de franchisenemers. Ook zou het bedrijf sommige kosten dubbel opleggen, de winst over de Allerhande en de Bonusfolder niet delen en bonussen van toeleveranciers niet doorspelen, in elk geval in de periode 2008-2012, maar vermoedelijk ook in de jaren ervoor. Albert Heijn wil de betrokken voordelen volgens de franchisenemers niet langer delen terwijl het principe van “eerlijk delen” wel aan de relatie ten grondslag ligt, en ook betrekking heeft op revenuen in verband met advertenties in de “Allerhande” of de “Bonusfolder” Onderdeel van het geschil is de klacht dat Albert Heijn geleidelijk aan de informatie op grond waarvan de jaarlijkse afrekeningen worden opgesteld steeds minder met de franchisenemers deelt en zij daardoor steeds minder in staat zijn de juistheid van die afrekeningen te controleren. Omdat Albert Heijn geen inzicht in zijn boeken wil geven, eisen de franchisenemers inzage in de boeken van Albert Heijn om hun vermoedens te kunnen toetsen. Albert Heijn, op haar beurt, beschuldigt de franchisenemers ervan dat ze hun positie niet begrijpen: Ze presenteren zich als onderdeel van een maatschap, niet als een franchisenemer. Ze zeggen dat ze eerlijk willen delen, maar ze bedoelen eenzijdig delen. Er valt volgens Albert Heijn best te praten over een andere verdeling, maar dan moeten de franchisenemers bereid zijn om de relatie op andere leest te schoeien. De rechtbank heeft alle vorderingen van de franchisenemers afgewezen, kortweg omdat de rechtbank genoemd principe van “eerlijk delen” niet terugvindt in de franchise overeenkomsten, die juist uitgaan van zelfstandigheid van de franchisenemer, die de AH winkel geheel voor eigen rekening en risico exploiteert. Ook de vordering strekkende tot deskundigenonderzoek wordt afgewezen, omdat de franchisenemers via hun vereniging van AH franchisenemers en haar accountant voldoende contractuele mogelijkheid hebben om de cijfers te controleren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijzigingen in het proces waarlangs jaarlijks afrekening plaatsvindt, hebben plaatsgevonden met betrokkenheid en instemming van de franchisenemers, vertegenwoordigd door hun vereniging, en dat die afrekening ook na die wijzigingen nog steeds gelegenheid biedt voor reële betrokkenheid en controle van de franchisenemers. Tot slot heeft de rechtbank nog opgemerkt dat de vele vorderingen van eisers weliswaar een deugdelijke juridische (contractuele) grondslag missen, maar dat dit niet betekent dat de besproken eisen “aan de onderhandelingstafel” niet legitiem zouden kunnen zijn. De rechtbank kan niet treden in de vraag of de huidige franchiseovereenkomsten evenwichtig zijn, in die zin dat er een goede balans is tussen de belangen van franchisenemers en franchisegever. Duidelijk is dat de franchisenemers van opvatting zijn dat die balans er niet (meer) is. Het is ook in het belang van AH dat de rust bij haar franchisenemers terugkeert. De rechtbank heeft partijen opgeroepen om hun geschilpunten via onderhandeling tot een oplossing te brengen.

Ga naar uitspraak