ECLI:NL:RBDHA:2022:2641
Datum: 24-03-2022
Onderwerp: BNT en Dwangsom
Rechtsgebiedenregister: Vreemdelingenrecht, Asiel- en vluchtelingenrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND is het niet meer mogelijk (bestuurlijke en rechterlijke) dwangsommen te verbeuren in een asielzaak. De rechtbank overweegt dat met de afschaffing van deze dwangsomregeling Unierecht ten uitvoer wordt gebracht. Omdat Unierechtelijke procedurele voorschriften ontbreken geldt het uitgangspunt van procedurele autonomie. Wel moeten de nationale regels voldoen aan de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid/effectiviteit. De rechtbank is van oordeel dat de specifieke kenmerken van de asielprocedure, in combinatie met het feit dat gebleken is dat dwangsommen averechts blijken te werken in de asielprocedure, maken dat de asielprocedure niet vergelijkbaar is met andere nationale bestuursrechtelijke procedures. Het beroep op het gelijkwaardigheidsbeginsel slaagt daarom niet. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd waarom de afschaffing van dwangsommen niet in strijd hoeft te zijn met het doeltreffendheidsbeginsel. De rechtbank is echter van oordeel dat artikel 47 van het Handvest in de weg staat aan het afschaffen van een rechterlijke dwangsom als daar geen alternatief voor in de plaats gesteld wordt. Het enkele feit dat een vreemdeling beroep kan instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit in de asielprocedure is in dat kader naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De rechtbank verklaart artikel 1 van de Tijdelijke wet, voor zover daarin is bepaald dat artikel 8:72, zesde lid van de Awb niet van toepassing is op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, onverbindend wegens strijd met artikel 47 van het Handvest. Nu verweerder de beslistermijn heeft overschreden zal verweerder alsnog binnen 8 weken moeten beslissen op de asielaanvraag. Daarbij legt de rechtbank een rechterlijke dwangsom op. Beroep gegrond.