ECLI:NL:HR:2020:1966
Rechtbank:Hoge Raad
Datum: 08-12-2020
Onderwerp: Werkgeversaansprakelijkheid
Overige onderwerpen: Vermelde ECLI-nummers ECLI:NL:GHDHA:2021:2391 ECLI:NL:HR:2022:272ECLI:NL:GHDHA:2021:2392 ECLI:NL:HR:2018:435ECLI:NL:HR:2022:590 ECLI:NL:HR:2019:793ECLI:NL:HR:1998:ZC2654 ECLI:NL:RBDHA:2022:4321ECLI:NL:HR:2000:AA277 ECLI:NL:RBNNE:2017:240ECLI:NL:HR:2
Rechtsgebiedenregister: Letselschaderecht
Vindplaats: Avdr.nl
Inhoudsindicatie:
Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 19/04881 en 19/04915.
Uitspraak:
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/04974
Datum 8 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 oktober 2019, nummer 20-000088-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.
1Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.
2Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).
3Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2020.