Raad van State 3 april 2024 Raad van State 27 maart 2024 Raad van State 13 maart 2024 Raad van State 14 februari 2024 Raad van State 24 januari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBLIM:2022:2460 Rechtbank Limburg 30 maart 2022

ECLI:NL:RBLIM:2022:2460

Datum: 30-03-2022

Onderwerp: Intrekking en wijzinging

Rechtsgebiedenregister: Omgevingsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

In deze zaak staat de vraag staat centraal of intrekking of wijziging van een aan vergunninghouder verleende natuurvergunning aan de orde is of niet. Dat is geregeld in artikel 5.4, eerste lid, onder c, en artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb). Daarbij is van belang dat deze natuurvergunning is verleend op grond van het Programma Aanpak Stikstof 2021-2025 (PAS) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in haar uitspraak van 29 mei 2019 over het PAS geoordeeld heeft dat dit - kort gezegd - in strijd is met artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn (Hrl). De rechtbank betrekt hierbij ook artikel 6, tweede lid, van de Hrl en de uitspraak van de Afdeling in dit verband van 20 januari 2021. Ook moet de rechtbank een oordeel geven over de vraag of verweerder te laat beslist heeft op het verzoek van eiseressen om intrekking of wijziging van de aan vergunninghouder verleende natuurvergunning.De rechtbank vindt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek van eiseressen tot intrekking of wijziging niet voor toewijzing in aanmerking komt. De door verweerder genoemde andere maatregelen zijn volgens de rechtbank niet passend omdat geen sprake is van reductie van stikstofdepositie op bepaalde stikstof gevoelige habitats van relevante (overbelaste) Natura 2000-gebieden en daarom kan niet volstaan worden met het standpunt dat intrekking of wijziging van de natuurvergunning onevenredig is. De rechtbank oordeelt voorts dat verweerder niet tijdig op het verzoek van eiseressen heeft besloten en er daarom een dwangsom is verbeurd. Het beroep van eiseressen is dus gegrond. De rechtbank voorziet ten aanzien van de dwangsom zelf in de zaak en stelt de hoogte daarvan vast. Ten aanzien van de intrekking of wijziging ligt het niet op de weg van de rechtbank tot een finale geschiloplossing te komen en zal verweerder opnieuw moeten besluiten met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank hierover.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. dr. Ralph Frins

universitair hoofddocent Tilburg University