Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:4 Hoge Raad 11 januari 2022

ECLI:NL:HR:2022:4

Datum: 11-01-2022

Onderwerp: Voordeelsontneming

Overige onderwerpen: ECLI:NL:HR:2022:67

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Profijtontneming. OM-cassatie. Hof heeft ontnemingsvordering afgewezen op de grond dat onvoldoende concrete aanwijzingen aanwezig zijn dat voordeel afkomstig is uit concreet gronddelict gerelateerd aan illegale hennepteelt. Gebondenheid ontnemingsrechter aan oordeel strafrechter. Heeft hof zich in ontnemingsprocedure ten onrechte niet gebonden geacht aan ’s hofs oordeel in strafzaak dat het bij betrokkene aangetroffen contante geldbedrag van ongeveer € 100.000 afkomstig is uit eerdere door hem begane soortgelijke misdrijven? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:1077 en HR:2021:1501 m.b.t. het gebruik van een eenvoudige kasopstelling bij toepassing van art. 36e.2 (oud) Sr en HR:2020:1523 m.b.t. de rol van de onschuldpresumptie bij de vaststelling van ‘voldoende aanwijzingen’ a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr. Anders dan de steller van het middel meent, heeft hof i.c. tot uitgangspunt genomen dat in de strafzaak is geoordeeld dat “de aangetroffen contante gelden ter hoogte van ongeveer € 100.000,- (...) uit eigen misdrijf afkomstig zijn nu het aannemelijk is dat betrokkene al gedurende langere tijd actief is in het criminele circuit dat zich bezighoudt met de illegale hennepteelt”. Maar omdat hof betrokkene in de strafzaak heeft vrijgesproken van de verkoop van hennepstekken en/of hennepplanten en het telen van hennep, heeft hof in de ontnemingszaak niettemin geoordeeld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn voor een concreet aan illegale hennepteelt gerelateerd (grond)delict waaruit dat geldbedrag als voordeel afkomstig is. Opvatting dat het oordeel in de strafzaak dat het bewezenverklaarde voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer € 100.000 niet kan worden gekwalificeerd als witwassen omdat dat geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is, z.m. met zich brengt dat vaststaat dat dit geldbedrag (geheel) is verkregen d.m.v. of uit de baten van feiten a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr, vindt geen steun in het recht. Het is immers aan ontnemingsrechter om vast te stellen of dergelijke feiten buiten redelijke twijfel kunnen worden vastgesteld. ’s Hofs oordeel dat ook anderszins niet voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene feiten in de zin van art. 36e.2 (oud) Sr heeft begaan door middel waarvan of uit de baten waarvan w.v.v. is verkregen, berust op een aan hof voorbehouden waardering van de feiten en is toereikend gemotiveerd.
Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht

mr. Ad Machielse

oud advocaat generaal Hoge Raad emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen