ECLI:NL:HR:2022:136
Rechtbank:Hoge Raad
Datum: 04-02-2022
Onderwerp: Bestuurdersaansprakelijkheid
Rechtsgebiedenregister: Arbeidsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Inhoudsindicatie:
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak:
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02186
Datum 4 februari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P] ,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 maart 2021, nr. SGR 20/4909 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 26 oktober 2020.
1Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie nietontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.