ECLI:NL:CRVB:2021:3046
Datum: 02-12-2021
Onderwerp: Terugvordering voorschot WIA
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld en terecht WGA-uitkering toegekend. Voorschotten ten onrechte teruggevorderd. Het Uwv had zich moeten realiseren dat gelet op die datum de kans aanmerkelijk was dat de duur van de loongerelateerde uitkering inmiddels zou zijn verstreken en appellante in ieder geval niet meer voor een WIA-uitkering met een hoogte in dezelfde orde van grootte als het voorschot in aanmerking zou komen terwijl de kans dat appellante voor een WW-uitkering in aanmerking zou komen onwaarschijnlijk zou zijn. Hier komt nog bij dat het Uwv buiten toedoen van appellante niet voortvarend op haar aanvraag heeft beslist en pas in januari 2017 de toekenningsbesluiten heeft genomen, waardoor het terug te vorderen bedrag (nog) hoger is geworden en deels is gebruteerd. Voor appellante bestond geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat zij uiteindelijk niet in aanmerking zou komen voor een definitieve uitkering ter hoogte van een bedrag in dezelfde orde van grootte als het aan haar verstrekte voorschot en er was voor appellante, gelet op de opstelling van het Uwv ook geen aanleiding om het voorschot of de hoogte daarvan aan te vechten. Appellante is door dit alles ernstig benadeeld. Proceskostenvergoeding. Dat appellante het door haarzelf opgestelde bezwaarschrift heeft laten lezen door een advocaat is onvoldoende om in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van het Bpb.