Parket bij de Hoge Raad 12 januari 2024 Gerechtshof Den Haag 28 november 2023 Rechtbank Oost-Brabant 24 november 2023 Hoge Raad 17 november 2023 Rechtbank Amsterdam 17 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2014:2838 Hoge Raad 26 september 2014

ECLI:NL:HR:2014:2838

Datum: 26-09-2014

Onderwerp: Brexit na 1 januari 2021

Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht

Vindplaats: Extern

Internationaal privaatrecht. Vordering tot betaling uit hoofde van een overeenkomst van borgtocht overeenkomstig de veroordeling in een Russisch vonnis. Vereisten voor erkenning van een buitenlands vonnis op de voet van art. 431 lid 2 Rv (HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1183, NJ 1994/348, HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1184, NJ 1994/350). Is vereist dat het buitenlandse vonnis uitvoerbaar is in het land van herkomst? Begrip ‘uitvoerbaar’ in art. 31 EEX-Verdrag (thans art. 38 lid 1 EEX-Verordening) (HvJEU 29 april 1999, ECLI:EU:C:1999:213, NJ 2000/477). Mogelijkheid om (subsidiair) aan de rechter een nieuwe inhoudelijke beoordeling van het geschil te vragen. Bewijskracht buitenlands vonnis (vgl. HR 23 januari 1976, ECLI:NL:HR:1976:AD7917, NJ 1977/123). HR doet zelf de zaak af.

Ga naar uitspraak