Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Raad van State 29 november 2023 Raad van State 29 november 2023 Raad van State 15 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBDHA:2020:6160 Rechtbank Den Haag 12 juni 2020

ECLI:NL:RBDHA:2020:6160

Datum: 12-06-2020

Onderwerp: Knelpunten (2) Identiteit & nationaliteit -Oudere usp, maar mogelijk nog relevant voor (straks) aangepast beleid: VK Den Bosch 12 -06 -2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6160) & VK :’lem (ECL=:NL:RBD:A:2022:1701); vereiste van aantonen nat. & id. moet in overe

Rechtsgebiedenregister: Vreemdelingenrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Art. 9-document: arrest Chavez-Vilchez, identiteit en nationaliteit, individuele omstandigheden, Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel, motivering.De rechtbank leidt uit de in de uitspraak aangehaalde punten van de arresten Chavez-Vilchez (ECLI:EU:C:2017:354), Oulane (ECLI:EU:C:2005:95) en MRAX (ECLI:EU:C:2002:461) het volgende af. In gevallen waarin een derdelander ouder vanwege zijn banden met zijn kind, dat Unieburger is, onder de reikwijdte van artikel 20 van het VWEU valt, mag aan die derdelander in beginsel de eis worden gesteld zijn identiteit te bewijzen. Bijzondere individuele omstandigheden kunnen echter meebrengen dat het onverkort vasthouden aan die eis in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Het is aan de desbetreffende vreemdeling om het bestaan van dergelijke omstandigheden aannemelijk te maken. De rechtbank stelt voorop dat het dossier een duidelijke aanwijzing bevat dat eiseres een derdelander is. Uit een tijdens een asielprocedure van eiseres uitgevoerde taalanalyse van 28 januari 2003 blijkt dat de moedertaal van eiseres Arabisch is en dat haar Arabisch haar plaatst in de regio Syrië-Libanon. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat eiseres onderdaan is van een lidstaat of daar verblijfsrecht heeft. Bovendien heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit eiseres gehouden aan de verplichting om – meteen – het grondgebied van de Unie te verlaten. Het gaat hier volgens de staatssecretaris om een verplichting die volgt uit het op 1 september 2014 aan eiseres opgelegde terugkeerbesluit. In zoverre heeft de staatssecretaris eiseres dus ook zelf als een derdelander aangemerkt. Daarbij komt dat eiseres ter staving van haar identiteit een door de Soedanese autoriteiten afgegeven huwelijksakte heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft de echtheid van deze huwelijksakte niet weersproken. Hoewel de huwelijksakte vanwege het ontbreken van een pasfoto of duimafdruk geen identificerend document is, staan op dat document ook de identiteitsgegevens van de heer [naam en geboortedatum] vermeld. De staatssecretaris is (wel) van de identiteit van de heer [naam] uitgegaan. Ook staat vast dat eiseres en de heer [naam] de biologische en juridische ouders zijn van de drie genoemde kinderen. Verder is niet in geschil dat eiseres sinds 2002 met haar opgegeven identiteit bij alle Nederlandse instanties, waaronder de basisregistratie personen, staat geregistreerd. Ten slotte is niet gebleken dat eiseres sinds haar verblijf hier te lande een gevaar is geweest voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval dan ook sprake van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in rechtsoverweging 9 (zie hierboven). Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris ten onrechte eiseres heeft tegengeworpen dat zij haar identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond. Om die reden heeft de staatssecretaris ten onrechte de aanvraag afgewezen. Gelet hierop heeft de staatssecretaris het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 Awb ondeugdelijk gemotiveerd.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Jorg Werner

advocaat Noordstern Advocaten