Appellant behoudt dus in beginsel voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van zijn loon, nu hij de bedongen arbeid niet heeft verricht als gevolg van ziekte. Dat onder punt 7.5 van de arbeidsovereenkomst tussen appellant en de ex-werkgever de loondoorbetalingsplicht van artikel 7:628, eerste lid, van het BW is uitgesloten maakt dit niet anders, aangezien dat beding geen betrekking kan hebben op artikel 7:629 van het BW. In het negende lid van artikel 7:629 is immers bepaald dat niet ten nadele van de werknemer van dit artikel kan worden afgeweken, behoudens de mogelijkheid twee wachtdagen overeen te komen. Appellant heeft op grond van artikel 7:629, eerste lid, van het BW dus recht op doorbetaling van (een deel van) zijn loon vanaf de ziekmelding op 23 augustus 2018 tot aan, zolang de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte voortduurt, het einde van de arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat appellant met ingang van de genoemde datum geen recht heeft op ziekengeld. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Spreker(s)

Kerstin-Hopman.jpg
mr. Kerstin Hopman

advocaat Advocatenkantoor Kerstin Hopman

Bekijk profiel
Ben-van-Meurs-800x600.jpg
mr. Ben van Meurs

advocaat KampsVanBaar Advocaten

Bekijk profiel

Uitspraken met hetzelfde onderwerp: