Parket bij de Hoge Raad 12 januari 2024 Gerechtshof Den Haag 28 november 2023 Rechtbank Oost-Brabant 24 november 2023 Hoge Raad 17 november 2023 Rechtbank Amsterdam 17 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2021:1946 Hoge Raad 24 december 2021

ECLI:NL:HR:2021:1946

Datum: 24-12-2021

Onderwerp: Naar huidig recht hebben maatregelen geen effect tot onherroepelijk verbod

Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Beklag, beslag ex art. 94 Sv op jas (gilet) met logo van motorclub onder klager t.z.v. verdenking van overtreding van art. 2:50a APV Haarlem. 1. Moet raadkamer (inhoudelijk) beslissen op verweer dat zich situatie voordoet dat strafbepaling waarop verdenking is gegrond, onverbindend is? 2. Verbindendheid art. 2:50a.1 APV Haarlem.Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2010:BL2823 m.b.t. summier karakter van onderzoek in raadkamer n.a.v. klaagschrift a.b.i. art. 552a Sv en m.b.t. bij de beoordeling van klaagschrift van beslagene dat is gericht tegen beslag ex art. 94 Sv te hanteren maatstaven. Namens klager is aangevoerd dat inbeslagneming heeft plaatsgevonden o.g.v. verdenking dat art. 2:50a.1 APV Haarlem is overtreden maar dat deze strafbaarstelling wegens o.m. strijd met Grondwet onverbindend is. Daarmee is (uitzonderlijke) vraag aan de orde of raadkamer moet beslissen op verweer dat zich de situatie voordoet dat de strafbepaling waarop de verdenking is gegrond, onverbindend is. Voor de beantwoording van deze vraag is van belang dat (i) als de strafbaarstelling onverbindend is, geen sprake meer kan zijn van de aan die inbeslagneming ten grondslag liggende verdenking en de verbeurdverklaring niet zal kunnen worden bevolen, zodat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, en (ii) een oordeel over de (on)verbindendheid van een strafbepaling niet is verweven met waarderingen van feitelijke aard. Dat betekent dat raadkamer moet beslissen op verweer dat inhoudt dat de strafbepaling waarop de verdenking is gegrond, onverbindend is. Het summiere karakter van klaagschriftprocedure van art. 552a Sv staat aan deze specifieke plicht niet in de weg. Wel heeft oordeel in klaagschriftprocedure een voorlopig karakter, in die zin dat rechter die later in strafzaak oordeelt over hetgeen aan verdachte tlgd. wordt, niet is gebonden aan oordeel van raadkamer dat wordt gegeven n.a.v. een in beklagprocedure gevoerd verweer. Rb heeft niet (inhoudelijk) beslist op verweer dat art. 2:50a.1 APV Haarlem onverbindend is. Ad 2. HR haalt relevante overwegingen aan uit HR:1992:ZC9136 en RVS:2010:BN1135 m.b.t. inhoud en beperkingssystematiek van art. 7.3 Grondwet. Art. 2:50a.1 APV Haarlem verbiedt op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar kleding en goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken vertonen (of daarmee sterke gelijkenis hebben) van organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege werkzaamheid of doel in strijd met openbare orde. Uit de toelichting op deze APV-bepaling blijkt dat ermee is beoogd in de publieke ruimte uiterlijk vertoon dat bestaat in het zichtbaar hebben van goederen en dat verband houdt met verboden en ontbonden organisaties, strafbaar te stellen. Door op deze wijze het, in art. 7.3 Grondwet gewaarborgde, recht te beperken om in vrijheid de inhoud van te openbaren gedachten of gevoelens te bepalen en daaraan door het zichtbaar maken van kleding en goederen uiting te geven, brengt APV-bepaling een beperking aan die niet in gemeentelijke verordening mag worden aangebracht. Art. 2:50a.1 APV Haarlem is daarom onverbindend.Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

prof. dr. Harm-Jan de Kluiver

partner De Brauw Blackstone Westbroek ondernemingsrecht