ECLI:NL:HR:2016:110
Datum: 26-01-2016
Onderwerp: Aanwezigheid geheimhoudersstukken
Overige onderwerpen: Aanwezigheid geheimhoudersstukken
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Beklag, beslag, verschoningsrecht notaris, art. 98.5 Sv. 1. Brieven of geschriften die tot het begaan van het strafbaar feit hebben gediend (instrumenta delicti), 2. Reikwijdte verschoningsrecht notaris, 3. E-mailwisseling tussen X en Y waarbij de notaris is “ingekopieerd”(ge-cc’d). Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2002:AD9162 en voegt toe dat de vraag of een stuk tot het begaan van het strafbare feit heeft gediend zich niet in het algemeen laat beantwoorden, maar afhankelijk is van de aard van het stuk, de aard van het delict en de verweten feitelijke gedragingen. Het oordeel van de Rb dat de inbeslaggenomen stukken onmiskenbaar hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de definitieve inhoud van de valse Realisatieovereenkomst en in die zin mede hebben gediend tot het begaan van het strafbare feit ten aanzien waarvan de verdenking is gerezen, welk oordeel van de in dit verband vereiste behoedzaamheid getuigt, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘instrumenta delicti’ a.b.i. art. 98.5. Ad 2. Een notaris komt alleen een verschoningsrecht toe i.h.k.v. zijn juridische dienstverlening aan degene die zich tot hem heeft gewend vanwege zijn hoedanigheid van notaris (vgl. ECLI:NL:HR:2015:3258). Ad 3. Correspondentie tussen anderen dan de verschoningsgerechtigde en degene die zich tot hem heeft gewend, is niet een brief of een geschrift a.b.i. art. 98.1 Sv. Indien van die correspondentie een afschrift wordt toegezonden aan de notaris kan niet gezegd worden dat reeds daarom de inhoud daarvan kan worden aangemerkt als wetenschap die aan de notaris i.h.k.v. zijn juridische dienstverlening is toevertrouwd.