Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2021:2322 Centrale Raad van Beroep 15 september 2021

ECLI:NL:CRVB:2021:2322

Datum: 15-09-2021

Onderwerp: Maatstaf zijn arbeid art 19 ZW - 1

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Extern

Ten onrechte geweigerd ZW-uitkering toe te kennen. Maatgevende arbeid. Bij de uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2866) heeft de Raad aanleiding gezien om niet langer vast te houden aan zijn rechtspraak dat ongeschiktheid bij indiensttreding, indien die zou worden vastgesteld, met zich brengt dat het laatstelijk voor uitval verrichte – ongeschikte – werk niet als maatstaf arbeid in de zin van de ZW kan gelden. De Raad heeft daarbij verwezen naar de overwegingen van de wetgever die ten grondslag lagen aan het vervallen van artikel 44 van de ZW per 1 januari 2011. Die overwegingen geven uitdrukking aan een veranderde opvatting, waarbij in het kader van werkaanvaarding de nadruk dient te liggen op iemands mogelijkheden tot werken en waarbij een werknemer er uit een oogpunt van rechtszekerheid bij indiensttreding vanuit mag gaan dat het risico van ongeschiktheid voor de aanvaarde arbeid in het kader van de ZW is verzekerd. Bij dit gewijzigde inzicht van de wetgever past volgens de Raad niet dat de voor de uitval door een verzekerde feitelijk verrichte arbeid niet langer als maatstaf geldt voor de vaststelling van diens ZW-aanspraken, indien na die uitval – dus achteraf – wordt vastgesteld dat bij indiensttreding al sprake was van ongeschiktheid voor de aanvaarde arbeid. Met de aanvang van de werkzaamheden op 26 juni 2018 als elektromonteur bij [naam B.V. 3] B.V. is dus een nieuwe maatgevende arbeid voor appellant gaan gelden. Dat sprake is van uitoefening van hetzelfde beroep als waarvoor appellant eerder ongeschikt is bevonden vormt, zoals het Uwv blijkens bestreden besluit 2 inmiddels onderkent, gelet op de uitspraak van de Raad van 21 augustus 2019, geen reden om dit werk niet als maatgevende arbeid in de zin van de ZW te beschouwen. Omdat niet in geschil is dat appellant per 27 juni 2018 niet geschikt is voor zijn maatstaf arbeid als elektromonteur, zal de Raad met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien door het besluit van 25 juli 2018 te herroepen en appellant ingaande 27 juni 2018 een ZW-uitkering toe te kennen.

Ga naar uitspraak