Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat appellant is aangewezen op knie- en rugsparende arbeid, maar dat niet gesproken kan worden van een ziektetoestand zonder benutbare mogelijkheden. De gronden in hoger beroep vormen in overwegende mate een herhaling van de door hem in beroep naar voren gebrachte gronden, geen aanleiding het standpunt van de verzekeringsarts voor onjuist te houden. Het oordeel van de rechtbank dat de voor appellant geselecteerde functies voor hem passend zijn wordt onderschreven. Ten aanzien van het maatmanloon wordt verwezen naar vaste rechtspraak. De arbeidsdeskundige heeft terecht de loonsverhoging bij de bepaling van het maatmanloon buiten beschouwing gelaten.
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Centrale Raad van Beroep 26 mei 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1288) Maatmanarbeid
-
- Centrale Raad van Beroep 19 maart 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:817) Maatmanarbeid
Aanmelden | Centrale Raad van Beroep 16 oktober 2015
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht