Appellante heeft de Surinaamse nationaliteit en haar kind heeft de Nederlandse nationaliteit. De Svb moet onderzoeken of appellante aan art. 20 van het VWEU een verblijfsrecht hier te lande kan ontlenen. Als dat zo is, is er ruimte voor verdragsconforme toepassing van art. 6, lid 2, AKW. Als geen verblijfsrecht aan art. 20 VWEU kan worden ontleend, dan mag appellante worden uitgesloten van de verzekering voor de AKW.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Verblijfstatus Unieburger
- Centrale Raad van Beroep 27 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2240)
- Hof van Justitie 10 mei 2017 http://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?language=en&jur=C,T,F&num=c-133/15 (ECLI:EU:C:2017:354)
- Centrale Raad van Beroep 7 maart 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1147)
- Centrale Raad van Beroep 7 februari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:542)
- Hof van Justitie 12 maart 2014 (C-456/12)
- Hoge Raad 14 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:277)
- Raad van State 9 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:725)
- Raad van State 16 januari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BY8507)
- Hof van Justitie 8 maart 2011 (C-34/09)
- Raad van State 14 november 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB7789)
- Hoge Raad 13 april 2004 (ECLI:NL:HR:2014:277)