ECLI:NL:CRVB:2017:1225

Datum: 22-03-2017

Onderwerp: ARTIKEL 19aa ZW-2

Rechtsgebiedenregister: Arbeidsrecht

Vindplaats: Extern

Geen recht op ziekengeld. 1) “Zijn arbeid”. Het Uwv heeft bij de vraag of appellant recht heeft op ziekengeld de juiste arbeidsmaatstaf heeft gehanteerd. Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb). Ziekmelding tijdens het ontvangen WW-uitkering, met ingang van een datum die gelegen is ten minste vier weken na het beëindigen van het recht op ziekengeld na een EZWb. EZWb heeft dezelfde effecten als een WAO- of WIA-beoordeling. Het is acceptabel om bij een ziekmelding na een EZWb een gelijke uitzondering aan te nemen op de vaste rechtspraak van de Raad dat onder “zijn arbeid” wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. De maatstaf die geldt bij een ziekmelding na een EZWb, als betrokkene niet in enig werk heeft hervat, is gangbare arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de EZWb. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voldoende is wanneer de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste een van de geselecteerde functies. Een EZWb vindt ook alleen plaats als is vastgesteld dat betrokkene na 52 weken ongeschikt is voor zijn werk. De EZWb vindt niet plaats na de voorgeschreven wachttijd in het kader van de Wet WIA, maar na een in de ZW voorgeschreven termijn van 52 weken. 2) De onderzoeken door de verzekeringsartsen zijn voldoende zorgvuldig en volledig geweest en de rapporten van deze artsen zijn inzichtelijk, concludent en goed te volgen. Uit die rapporten blijkt dat de artsen aannemen dat appellant beperkingen tot het verrichten van arbeid heeft als gevolg van diverse klachten. Die beperkingen zijn niet zodanig dat appellant in het geheel niet zou kunnen werken.

Ga naar uitspraak