Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 27 februari 2024 Rechtbank Limburg 14 februari 2024 Rechtbank Oost-Brabant 6 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2021:392 Centrale Raad van Beroep 23 februari 2021

ECLI:NL:CRVB:2021:392

Datum: 23-02-2021

Onderwerp: Collectief arbeidsrecht

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl


Appellante is niet zonder gegronde redenen weggebleven van haar werk op 22 augustus 2017 en zij heeft zich niet onttrokken aan de re-integratie. Ook zijn, zoals ook blijkt uit een deskundigenoordeel van het Uwv, de door haar uitgevoerde re-integratie-inspanningen van appellante voldoende geweest. De kantonrechter oordeelde daarentegen juist dat de handelwijze van werkgever, waarbij de werkgever onder meer ten onrechte heeft gesteld dat appellante vanaf haar ziekmelding de re-integratie heeft belemmerd en daarop zonder gegronde reden een loonstop heeft toegepast, gericht was op beëindiging van de arbeidsovereenkomst in plaats van terugkeer van appellante naar de werkvloer. Hierdoor is volgens de kantonrechter een verstoorde arbeidsverhouding ontstaan waarvan de werkgever een ernstig verwijt treft. Uit voorgaande volgt dat appellante op deugdelijke wijze verweer heeft gevoerd tegen de beëindiging van haar dienstbetrekking. Van een feitelijke instemming met de beëindiging van haar dienstbetrekking waardoor appellante haar recht op loon zou hebben prijsgegeven, is dan ook geen sprake. Dit betekent dat in dit bijzondere geval geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 45, zevende lid, van de ZW en dat door appellante geen benadelingshandeling is gepleegd. Voor het opleggen van een maatregel bestaat dan ook geen grond. Dit leidt tot de slotsom dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij aan het Uwv opdracht is gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen, moet worden vernietigd. Dit betekent dat de grondslag aan het besluit van 5 juli 2019 is komen te ontvallen, zodat dit besluit eveneens moeten worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het besluit van 30 augustus 2018 herroepen. Aanleiding wordt gezien om het Uwv te veroordelen in proceskosten van appellante.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Kerstin Hopman

advocaat Advocatenkantoor Kerstin Hopman

mr. Peter Jansen

senior rechter Rechtbank Noord-Holland