Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2021:320 Centrale Raad van Beroep 3 februari 2021

ECLI:NL:CRVB:2021:320

Datum: 03-02-2021

Onderwerp: Deskundige en FML

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Extern

De rechtbank heeft in de aangevallen tussenuitspraak met juistheid overwogen dat volgens vaste rechtspraak de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Terecht heeft de rechtbank in de aangevallen uitspraak het oordeel in de tussenuitspraak gehandhaafd dat in dit geval geen aanleiding bestaat daarvan af te wijken. In beroep en in de hoger beroepen zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven het rapport van de deskundige en de aanvullingen daarop niet te volgen. Zowel het Uwv als betrokkene hebben in hoger beroep geen medische stukken ingediend op grond waarvan het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek door de deskundige zorgvuldig is verricht en compleet is, niet in stand zou kunnen blijven. De door betrokkene ingediende informatie geeft onvoldoende aanknopingspunten om het oordeel van de deskundige onjuist te achten. De aangevoerde gronden door het Uwv over het beoordelingspunt 4.22 van de FML zijn ontoereikend om aanleiding te zien om het oordeel van de deskundige op dit punt niet over te nemen. De aangevoerde gronden van het Uwv over het beoordelingspunt frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk zijn evenmin ontoereikend om aanleiding te zien om het oordeel van de deskundige op dit punt niet over te nemen. Het hoger beroep van het Uwv kan dan ook niet slagen en het Uwv moet zoals gemotiveerd in de aangevallen tussenuitspraak en opgedragen in de aangevallen uitspraak het gebrek in het bestreden besluit herstellen, in die zin dat de voor betrokkene geldende FML wordt aangepast door daarin de door de deskundige genoemde beperkingen op te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Het hoger beroep van betrokkene, voor zover daarin is aangevoerd dat sprake is van verdergaande beperkingen dan door de deskundige vermeld, slaagt niet. Bespreking van de arbeidskundige gronden van betrokkene omtrent de voorbeeldfuncties waarvoor zij volgens het Uwv geschikt wordt geacht, kan achterwege blijven omdat het hoger beroep van het Uwv niet slaagt. Uitgegaan moet worden van de maatman in verband met de ziekmelding op 12 december 2006 vanuit de situatie dat betrokkene een WW-uitkering ontving in verband met de functie van beleidsmedewerkster. Op dat moment was de tijdelijke aanstelling van betrokkene als docente reeds beëindigd. Het Uwv wordt dan ook gevolgd in het standpunt, zoals nogmaals toegelicht in de brief van 27 november 2020, dat de maatman terecht is vastgesteld op de functie van beleidsmedewerkster met een omvang van 23,85 uur per week. De hoger beroepen slagen niet. De aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak moeten worden bevestigd, met verbetering van gronden. Het Uwv zal dus opnieuw op het bezwaar van betrokkene moeten beslissen. Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, voor zover deze zien op de reactie van betrokkene op het hoger beroep van het Uwv.

Ga naar uitspraak