ECLI:NL:CRVB:2019:291
Datum: 30-01-2019
Onderwerp: Herleven
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Terecht geweigerd om appellant in aanmerking te brengen voor een WW-uitkering, omdat appellant tijdens zijn laatste dienstverband in Zwitserland woonde en werkte, waardoor hij op grond van artikel 3, eerste lid, van de WW geen werknemer was in de zin van de WW. Geen nieuw recht op een WW-uitkering ontstaan in Nederland op grond van de werkzaamheden die appellant heeft verricht in Zwitserland. Onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat het centrum van zijn belangen in die periode in Nederland lag. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat appellant geen eigen woonruimte in Nederland meer had. Gelet hierop kan appellant aan Vo 883/2004 geen aanspraak op een WW-uitkering ontlenen. Beëindigde WW-uitkering herleeft niet. De periode tussen het eindigen van het recht en het vervallen van alle omstandigheden die tot het eindigen van het recht hebben geleid, heeft langer dan zes maanden geduurd. Daarom herleeft het recht op WW-uitkering niet.