Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2019:291 Centrale Raad van Beroep 30 januari 2019

ECLI:NL:CRVB:2019:291

Datum: 30-01-2019

Onderwerp: Herleven

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Terecht geweigerd om appellant in aanmerking te brengen voor een WW-uitkering, omdat appellant tijdens zijn laatste dienstverband in Zwitserland woonde en werkte, waardoor hij op grond van artikel 3, eerste lid, van de WW geen werknemer was in de zin van de WW. Geen nieuw recht op een WW-uitkering ontstaan in Nederland op grond van de werkzaamheden die appellant heeft verricht in Zwitserland. Onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat het centrum van zijn belangen in die periode in Nederland lag. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat appellant geen eigen woonruimte in Nederland meer had. Gelet hierop kan appellant aan Vo 883/2004 geen aanspraak op een WW-uitkering ontlenen. Beëindigde WW-uitkering herleeft niet. De periode tussen het eindigen van het recht en het vervallen van alle omstandigheden die tot het eindigen van het recht hebben geleid, heeft langer dan zes maanden geduurd. Daarom herleeft het recht op WW-uitkering niet.

Ga naar uitspraak