ECLI:NL:CRVB:2019:467
Datum: 07-02-2019
Onderwerp: Wettelijk kader en uitvoering
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Hoogte pgb-tarief ten opzichte van door gemeente gecontracteerde natura-tarief. Essentialia verordening. Onvoldoende concrete grondslag voor pgb-tarief.Gelet op het verhandelde ter zitting houdt partijen in de eerste plaats verdeeld het antwoord op de vraag of het college bevoegd is om het uurtarief voor een pgb voor HH1, die wordt verleend door een professionele zorgverlener, lager vast te stellen dan het uurtarief voor door de gemeente gecontracteerde zorg. Zoals de Raad eerder heeft overwogen in de door appellant aangehaalde uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1803, dienen de essentialia van het voorzieningenpakket, evenals onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, te worden vastgelegd in de verordening. Gelet op 4.4 en de uitspraak van 17 mei 2017 dient in de verordening te worden vermeld op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Daartoe behoort ook de wijze van vaststelling van de hoogte van het uurtarief. Naar het oordeel van de Raad biedt artikel 11, vierde lid, van de Verordening geen grondslag voor de wijze van het (lager) vaststellen van het tarief voor een pgb, omdat dit artikellid daartoe onvoldoende concreet is. Nu de Verordening ook overigens geen grondslag bevat, is er een leemte. De Raad doet zelf af voor de periode tot 1 januari 2018. Opdracht nieuw besluit voor periode tot en met 2 juni 2020. Proceskostenveroordeling.