Hoge Raad 5 april 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2018:656 Centrale Raad van Beroep 7 maart 2018

ECLI:NL:CRVB:2018:656

Datum: 07-03-2018

Onderwerp: Wachttijd

Overige onderwerpen: VAN PASSENDE NAAR BEDONGEN ARBEID-2

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Extern

Werkgeefster mag de IVA-uitkering in mindering brengen op de loonbetaling aan werkneemster.Uit het oogpunt van de bedoeling van de uitzonderingsbepaling van art.4, lid 2, Inkomensbesluit, is niet in te zien dat, vanaf het moment waarop vaststaat dat sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, voor het laten prevaleren van de IVA-uitkering boven de loondoorbetaling rechtens en feitelijk verschil bestaat tussen de situatie waarin de IVA-uitkering met een verkorte wachttijd is toegekend en de situatie waarin de IVA-uitkering zonder wachttijd is toegekend. In de artikelsgewijze toelichting is voor dit onderscheid geen objectieve en redelijke rechtvaardiging te lezen. Ook het Uwv heeft geen rechtvaardiging hiervoor gegeven. De situatie waarin de IVA-uitkering niet is toegekend met een verkorte wachttijd, maar zonder wachttijd, moet vanaf het moment van toekenning gelijk behandeld worden als de in artikel 4, tweede lid, van het Inkomensbesluit, omschreven situatie.

Ga naar uitspraak