ECLI:NL:GHAMS:2019:2295
Datum: 27-06-2019
Onderwerp: Strafrecht
Rechtsgebiedenregister: Vreemdelingenrecht
Vindplaats: Avdr.nl
197 Sr (ongewenst vreemdeling / inreisverbod). Openbaar ministerie niet-ontvankelijk in vervolging. De beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vraag is essentieel voor de beoordeling in de onderhavige strafzaak. Het is niet waarschijnlijk dat het HvJ EU de op 27 november 2018 door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vraag op afzienbare termijn zal beantwoorden. Voorts kan worden geconstateerd dat sinds het tenlastegelegde inmiddels langere tijd is verstreken. Het in artikel 197 Sr strafbaar gestelde misdrijf is van relatief geringe ernst, in die zin dat daarvan geen concrete personen slachtoffer (kunnen) zijn en ten hoogste zes maanden gevangenisstraf kan worden opgelegd. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het openbaar ministerie – naar in het hiervoor weergegeven standpunt van de advocaat-generaal ligt besloten – zelf van mening is dat met voortzetting van de vervolging redelijkerwijs geen enkel strafrechtelijk belang meer is gediend en voortzetting van die vervolging thans niet opportuun is, zal het hof ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten het openbaar ministerie – zoals gevorderd – in die vervolging niet-ontvankelijk verklaren.