Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet wegens wegnemen (en te eigen bate verkopen) van koperen platen van werkgever na werktijd. Werkgever vordert verklaring voor recht en schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Zijn dit vorderingen zoals bedoeld in art. 7:686a lid 3 BW, die in het geding naar aanleiding van het ontslag kunnen worden ingesteld? Het hof antwoordt bevestigend. Het ontslag op staande voet wortelt in dezelfde feiten als het verweten onrechtmatig handelen en de vordering tot schadevergoeding. De daarop gestoelde vorderingen van de werkgever veronderstellen bovendien de juistheid van de ontslaggrond. Eveneens voldoende belang werkgever bij verklaring voor recht dat ontslag terecht is gegeven.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Aanvang dagvaarding of verzoekschrift
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 februari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:1526)
-
Verzoekschrift/dagvaarding
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:3494)
- Rechtbank Limburg 29 juni 2016 (ECLI:NL:RBLIM:2016:5528)
-
Termijnen
- Rechtbank Oost-Brabant 3 mei 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:2238)
-
HR 10 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:27 Omkeringsregel Hoge Raad:
- Hoge Raad 24 oktober 1997 (ECLI:NL:HR:1997:AM1905)
Aanmelden | Gerechtshof Amsterdam 3 april 2018
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Burgerlijk procesrecht, Arbeidsrecht
Beschikt u al over een AvdR account?
Nieuw bij avdr.com? Maak een account aan