ECLI:NL:GHARL:2019:10165
Datum: 26-11-2019
Vindplaats: Extern
Mededinging;Kartelschadeverhaal;Skanska-arrest (ECLI: EU:C:2019:204);Geen plaats voor nationaalrechtelijke grondslagen aansprakelijkheid GEC Alsthom S.A. kon, ook al had zij in Cogelex een minderheidsbelang van 48%, door de structuur van Cogelex een beslissende invloed kon uitoefenen via haar deelname als lid van de GIE aan het hoogste orgaan de Assemblée. De bevoegdheden van de Assemblée op het gebied van strategie, benoeming van bestuurders en financiën, gecombineerd met het vetorecht van elk van de leden in die Assemblée, zijn in onderlinge samenhang bezien voldoende aanwijzingen dat GEC Alsthom S.A. beslissende invloed op de strategie en het marktgedrag van Cogelex had, althans kon uitoefenen.Dit leidt tot het oordeel dat GEC Alsthom S.A. en Cogelex voor de toepassing van artikel 101 VWEU één onderneming vormen. Datzelfde geldt voor Alstom Holdings als rechtsopvolgster van GEC Alsthom S.A. Nu het HvJ EU in het Skanska-arrest heeft geoordeeld dat de kwestie van de aanwijzing van de entiteit(en) die gehouden is/zijn tot vergoeding van de door een inbreuk op artikel 101 VWEU veroorzaakte schade, rechtstreeks wordt geregeld door het Unierecht, almede dat het begrip “onderneming” een autonoom unierechtelijk begrip is dat in de publieke- en de privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht hetzelfde moet worden uitgelegd en centraal staat bij de beoordeling welke entiteit(en) aansprakelijk is/zijn, is voor een beoordeling van aansprakelijkheid van Cogelex op nationaalrechtelijke grondslagen geen plaats meer.