Huurzaak. Bedrijfsruimte.
Huurder heeft de huur van de door hem gehuurde bedrijfsruimte niet tijdig schriftelijk opgezegd, overeenkomstig de bepalingen van de huurovereenkomst.
Huurder beroept zich er echter op dat de huur voordien ook al mondeling en wel tijdig was opgezegd.
In eerste aanleg is huurder in de gelegenheid gesteld om het bewijs hiervan te leveren en is geoordeeld dat huurder daarin is geslaagd.
In hoger beroep wordt overwogen dat verhuurder zich er alleen dan niet op kan beroepen dat de huur niet tijdig overeenkomstig de bepalingen van de huurovereenkomst is opgezegd, indien de huurovereenkomst inderdaad al eerder en op ondubbelzinnige wijze (mondeling) was opgezegd.
Het hof oordeelt dat huurder in het bewijs daarvan niet is geslaagd.
De huurovereenkomst is dus niet door opzegging geëindigd, maar blijven doorlopen en de vordering van de verhuurder tot doorbetaling van de huur wordt toegewezen.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Varia
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch 12 mei 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:1538)
-
Opzegging
- Rechtbank Amsterdam 25 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1195)
- Gerechtshof Den Haag 28 januari 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:63)
Aanmelden | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 september 2018
Rechtsgebiedenregister: Huurrecht
Beschikt u al over een AvdR account?
Nieuw bij avdr.nl? Maak een account aan