ECLI:NL:GHARL:2019:5542
Datum: 05-07-2019
Onderwerp: Opzet en voorbedachte raad
Rechtsgebiedenregister: Letselschaderecht, Strafrecht, Slachtofferrecht
Vindplaats: Extern
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelt ook in hoger beroep de verdachte tot een gevangenisstraf van 28 jaar en TBS met dwangverpleging voor het verkrachten, het van de vrijheid beroven en beroofd houden, het doden van het slachtoffer en het mishandelen van medewerkers van het Pieter Baan Centrum. Op 29 september 2017 verdween het slachtoffer tijdens een fietstocht en bijna twee weken later werd zij gevonden in het bos. Zij bleek te zijn verkracht, gedood en begraven door de verdachte die daar in de buurt in een kliniek verbleef vanwege een eerdere veroordeling voor verkrachting. Het hof oordeelt dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad (dus met een vooropgezet plan) van het leven heeft beroofd, zodat verdachte wordt vrijgesproken van moord. Wel wordt verdachte veroordeeld voor ‘gekwalificeerde doodslag’, dus het doden van het slachtoffer om de andere feiten – haar verkrachting en vrijheidsberoving – te verhullen. Volgens het hof zijn er bij de wijze van de aanhouding van verdachte, waarbij een stuk bot in zijn schouder is afgescheurd, rechten van verdachte geschonden, maar is het niet zo dat hij daardoor geen eerlijk proces heeft gehad en daarom ziet het hof geen aanleiding om over te gaan tot strafvermindering, zoals verdachte heeft gevraagd. Bij verdachte is een borderline-persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar. Het hof vindt dat ter vergelding en bescherming van de maatschappij verdachte een hele lange gevangenisstraf opgelegd moet krijgen. Het hof weegt ook zwaar mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor verkrachting en dat de straf die hij daarvoor kreeg nog niet eens helemaal was beëindigd toen hij dit slachtoffer verkrachtte en doodde. Het hof komt dan ook – net als de rechtbank – tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren met aftrek van het voorarrest. Het hof vindt het daarnaast onverantwoord om verdachte zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij en daarom legt het hof naast de gevangenisstraf aan verdachte ook de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op. Daarnaast moet verdachte aan de nabestaanden een vergoeding van 40 duizend euro per persoon voor de shockschade betalen. De vordering die ziet op affectieschade wordt niet toegewezen, omdat dit in deze zaak volgens de wet niet mogelijk is.