ECLI:NL:GHDHA:2021:1727
Datum: 15-09-2021
Onderwerp: BEVOEGDHEDEN GI ECLI:NL:HR:2021:1003ECLI:NL:GHDHA:2021:1727ECLI:NL:RBDHA:2021:11670
Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht, Jeugdrecht civiel
Vindplaats: Extern
Verzet van moeder met gezag tegen het voornemen van de pleegouders om met de minderjarige (tijdelijk) te verhuizen naar het buitenland. Het hof ziet aanleiding om artikel 1:306 van het Burgerlijk Wetboek (BW) analoog toe te passen bij het beoordelen van de verzoeken van de moeder en de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling is in deze zaak niet belast met de voogdij over de minderjarige. Hoewel artikel 1:306 BW strikt genomen niet van toepassing is, sluit het hof aan bij de overweging van de rechtbank dat het onwenselijk is als een dergelijke (tijdelijke) plaatsing in het buitenland in het kader van een uithuisplaatsing binnen een ondertoezichtstelling zonder rechterlijke toestemming zou kunnen plaatsvinden. Bij de beslissing om wel of geen toestemming te verlenen aan de gecertificeerde instelling dient het belang van de minderjarige voorop te worden gesteld (artikel 3 IVRK).