ECLI:NL:GHSHE:2024:436
Datum: 13-02-2024
Onderwerp: Aanbestedingsplichtig
Overige onderwerpen: Didam
Rechtsgebiedenregister: Aanbestedingsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
De Gemeente heeft een perceel grond in eigendom, gelegen aan de J.F. Kennedylaan in Breda, tegenover het park Valkenberg. Op 14 juli 2015 heeft het college van B&W van de Gemeente de keuze gemaakt voor een herontwikkelingsscenario 4. Dat scenario is erop gericht dat het perceel van de Gemeente en om dat perceel liggende gronden worden benut om daarop woningbouw te realiseren. Zowel ontwikkelaar A als ontwikkelaar B willen de realisering van een woningbouwproject op zich nemen en daartoe het perceel grond van de Gemeente verwerven. De Gemeente heeft op 19 juli 2023 in een publicatie meegedeeld dat zij voornemens is om haar perceel onderhands te verkopen aan ontwikkelaar B. De Gemeente is hiertoe gekomen omdat volgens de Gemeente ontwikkelaar B de enige is die aan haar vier criteria kan voldoen, in het bijzonder omdat die ontwikkelaar een om het perceel van de Gemeente liggend perceel grond in eigendom heeft en een koopovereenkomst heeft gesloten met de eigenaren van een tweede omliggend perceel. Het hof moet in deze zaak de vraag beantwoorden of de Gemeente haar perceel aan ontwikkelaar B mag aanbieden of dat de Gemeente in een te organiseren procedure meerdere geïnteresseerde partijen, zoals ontwikkelaar A, de gelegenheid moet geven mee te dingen naar het perceel grond van de Gemeente.
Het hof oordeelt dat de gemeente op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria tot de conclusie gekomen dat er maar één serieuze gegadigde is die aan die criteria kan voldoen. De gemeente heeft die criteria niet ‘toegeschreven’ naar die enige gegadigde. De criteria zijn in lijn met al lang bestaand ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente met betrekking tot het gebied waar het in deze zaak over gaat.
Ook is geen sprake van een aanbestedingsplichtige overheidsopdracht voor werken. Dat volgt niet uit de tussen de gemeente en de enige gegadigde gesloten anterieure overeenkomst. Het hof heeft daarbij getoetst aan de hand van het Helmut Müller-arrest en de daaraan voorafgaande jurisprudentie inzake La Scala (HvJ 12 juli 2001, ECLI:EU:C:2001:401) en Auroux (HvJ 18 januari 2007, ECLI:EU:C:2007:31).