Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:1889 Hoge Raad 1 december 2020

ECLI:NL:HR:2020:1889

Datum: 01-12-2020

Onderwerp: Nieuw overzichtsarrest: enige nuanceringen

Overige onderwerpen: Eigen regime 359a Sv verweren (vormverzuimen), Overzichtsarresten 2018/2019, Vormverzuimen/359a Sv

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Vormverzuimen, art. 359a Sv. Politiegeweld tijdens insluiting verdachte. Medeplegen gekwalificeerde diefstal, art. 311.1 Sr. 1. Beoordelingskader vormverzuimen. 2. Beroep op niet-ontvankelijkheid OM in vervolging. 3. Verweer strekkende tot strafvermindering.
Ad 1. In aanvulling op ECLI:NL:HR:2004:AM2533 en ECLI:NL:HR:2013:BY5321, waarin is uiteengezet wanneer sprake is van een vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv en aan welke (wettelijke) voorwaarden moet worden voldaan voordat toepassing kan worden gegeven aan één van de in dat artikel genoemde rechtsgevolgen merkt HR n.a.v. CAG op dat HR geen aanleiding ziet substantiële wijzigingen aan te brengen in het beoordelingskader maar dat HR wel de precieze formulering van enkele maatstaven nuanceert of bijstelt. HR geeft nadere overwegingen over de beperking tot vormverzuimen die zijn begaan bij “het voorbereidend onderzoek” tegen verdachte en de toepassingsvoorwaarden voor de rechtsgevolgen van strafvermindering, bewijsuitsluiting respectievelijk n-o OM in de vervolging. Tot slot maakt HR enkele opmerkingen over de beoordeling van de feitelijke grondslag van verweren die strekken tot toepassing van art. 359a Sv.
Ad 2. Aan de verwerping van het beroep op n-o OM heeft hof mede ten grondslag gelegd dat de handelwijze van de politie i.v.m. de insluiting van verdachte “buiten het toepassingsbereik van artikel 359a Sv” valt. V.zv. daarin als ’s hofs oordeel besloten ligt dat de door verdediging gestelde vormverzuimen niet zijn begaan bij “het voorbereidend onderzoek” tegen verdachte, is dat oordeel niet begrijpelijk. Namens verdachte is immers aangevoerd dat geweldhandelingen zijn verricht door opsporingsambtenaren bij de insluiting en volgden op aanhouding van verdachte t.z.v. het aan hem tlgd. feit. Tot cassatie behoeft dat niet te leiden, omdat onregelmatigheden in de wijze waarop verdachte is aangehouden en ingesloten op zichzelf niet meebrengen dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Dat geldt ook indien zich (tevens) onregelmatigheden hebben voorgedaan m.b.t. het onderzoek door politie en justitie naar de wijze van aanhouding en insluiting van verdachte. Dat betekent, gelet op wat is vooropgesteld, dat in zo’n geval n-o OM in beginsel niet in aanmerking komt als rechtsgevolg. ‘s Hofs overweging dat grieven van raadsman niet behandeling van zaak van verdachte betreffen maar enkel zijn gericht op fysieke behandeling van verdachte tijdens diens insluiting, draagt verwerping van verweer zelfstandig.
Ad 3. ‘s Hofs verwerping van verweer dat strekt tot strafvermindering, is niet toereikend gemotiveerd, nu hof met enkele verwijzing naar onderbouwing van verweer, gerelateerde in p-v van politie over gedrag verdachte en ttz. in h.b. getoonde camerabeelden ten onrechte in het midden gelaten heeft of sprake was van onmenselijke behandeling ex art. 3 EVRM of enig ander vormverzuim. HR neemt hierbij in aanmerking dat, gelet op wat is overwogen, voldoende ernstig nadeel van verdachte dat bijvoorbeeld is ontstaan door schending van lichamelijke integriteit bij toepassing van dwangmiddelen, grond kan bieden voor compensatie in de vorm van strafvermindering. Daarbij kan in voorkomende gevallen ook rekening worden gehouden met complicaties die het voeren van verdediging in relatie tot dergelijke verzuimen ernstig hebben bemoeilijkt.
Volgt gedeeltelijke vernietiging (t.a.v. strafoplegging) en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob Baumgardt

advocaat Baumgardt Strafcassatie Advocatuur

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht