ECLI:NL:HR:2018:1134

Datum: 10-07-2018

Onderwerp: Niet-ontvankelijkheid

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Economische zaak. Opzettelijke overtreding voorschrift gesteld bij art. 20 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, meermalen gepleegd door rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan verboden gedraging, door gewasbeschermingsmiddelen illegaal op de markt te brengen. 1. OM-cassatie. Zijn kosten van vernietiging van inbeslaggenomen illegaal op de markt gebrachte gewasbeschermingsmiddelen o.g.v. art. 8.c WED op verdachte te verhalen? 2. Cassatie verdachte. Verwerping beroep op niet-ontvankelijkheid OM.Ad 1. Opvatting dat art. 8.c WED grondslag biedt voor verhaal van kosten van vernietiging door de overheid van inbeslaggenomen gewasbeschermingsmiddelen, waarvan Hof heeft vastgesteld dat die moeten worden onttrokken aan het verkeer, is mede blijkens de bewoordingen van deze bepaling onjuist. Aan verdachte is niet een van de in art. 8.c WED bedoelde verplichtingen opgelegd die hij voor eigen rekening zou moeten uitvoeren. Mede gelet op art. 36a Sr was Hof ook overigens niet bevoegd als maatregel aan verdachte op te leggen aan de Staat de kosten te vergoeden van het vernietigen van inbeslaggenomen goederen die aan het verkeer moeten worden onttrokken.Ad 2. Namens verdachte is ttz. in h.b. verweer gevoerd strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring OM in de vervolging. Daarop diende Hof ingevolge art. 358.3, en art. 359.2 Sv een gemotiveerde beslissing te geven. ‘s Hofs oordeel dat in redelijkheid voor de strafrechtelijke vervolging van verdachte kon worden gekozen ontbeert een toereikende motivering. Tegenover het gemotiveerde standpunt "dat op grond van het geldende handhavingsbeleid, waaraan het openbaar ministerie zich ondubbelzinnig heeft gecommitteerd (...), gekozen had moeten worden voor het opleggen van een bestuurlijke boete en niet voor strafvervolging", heeft Hof immers niet duidelijk gemaakt waarom het standpunt, dat o.g.v. de criteria genoemd in de van toepassing geachte Sanctiestrategie Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor een bestuurlijke sanctie en dus niet voor het inzetten van het strafrecht had moeten worden gekozen, niet wordt gevolgd. Beslissing is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 17/00117 E.

Ga naar uitspraak