ECLI:NL:HR:2018:1124
Datum: 10-07-2018
Onderwerp: Noodweer
Overige onderwerpen: Noodweer en proportionaliteit en subsidiariteit
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Antilliaanse zaak. Doodslag in Sint Maarten gepleegd door politieambtenaar, die in zijn vrije tijd met zijn dienstwapen meerdere kogels afvuurt op slachtoffer, art. 2:259 SrStM en art. 300 SrNA (oud). Noodweer(exces), art. 1:114 en 1:115 SrStM en art. 43SrNA (oud). Subsidiariteitseis, proportionaliteitseis en “Garantenstellung” i.v.m. functie als politieagent. Hof heeft o.g.v. de door hem vastgestelde f&o geoordeeld dat weliswaar sprake was een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf waartegen verdachte zich mocht verdedigen, maar dat aan verdachte geen beroep op noodweer toekomt omdat niet aan de hier te stellen subsidiariteits- en proportionaliteitseis is voldaan. Aan dat oordeel heeft Hof o.m. ten grondslag gelegd dat op het moment van het schietincident weliswaar de auto waarin verdachte zich bevond was omsingeld door agressieve mannen, maar dat verdachte desondanks had kunnen wegrijden, dan wel had kunnen volstaan met het tonen van het vuurwapen aan A of met het lossen van een waarschuwingsschot. Hof heeft voorts o.m. bij zijn oordeel betrokken dat verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden "door met een vuurwapen op korte afstand gericht op de borst van een man, die op dat moment geen zichtbaar wapen in handen had te schieten" en dat van "de verdachte, van wie op grond van zijn opleiding en training als politieambtenaar verwacht mocht worden om - ondanks de omstandigheden waarin hij verkeerde - in staat te blijven afgewogen beslissingen te nemen, mocht worden gevergd dat hij een andere keuze had gemaakt dan op het slachtoffer te schieten". ’s Hofs oordeel dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.