Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:1759 Hoge Raad 10 november 2020

ECLI:NL:HR:2020:1759

Datum: 10-11-2020

Onderwerp: Aanwezigheidsrecht

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Aanwezigheidsrecht, detentie in buitenland (Duitsland) uit anderen hoofde gebleken uit in cassatie overgelegd stuk. Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. medeplegen witwassen, meermalen gepleegd (art. 420bis.1.a en 420bis.1.b Sr), medeplegen diefstal met braak en inklimming (art. 311.1 Sr), deelname aan criminele organisatie (art. 140.1 Sr), medeplegen bewerken hennep (art. 3.B Opiumwet) en medeplegen schuldheling, meermalen gepleegd (art. 416.1.a Sr). Oproeping voor nadere tz. in h.b. is uitgereikt aan huisgenoot van verdachte op diens BRP-adres, terwijl verdachte niet is verschenen op nadere tz. in h.b. maar niet gemachtigde raadsman wel. Uitgangspunt is dat als oproeping van verdachte die is ingeschreven in BRP, geldig is betekend en verdachte noch zijn bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman op tz. is verschenen, rechter (behoudens duidelijke aanwijzingen van tegendeel) kan uitgaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan recht van verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als verdachte tijdens behandeling van zijn zaak i.v.m. andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit rechter bekend was. Aan herkomst en betrouwbaarheid van stuk dat in cassatie is overgelegd, behoeft in redelijkheid niet te worden getwijfeld. Uit dat stuk moet worden afgeleid dat verdachte op moment van behandeling van zijn strafzaak in h.b. al ruim 4 maanden i.v.m. andere zaak was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat oproeping om op nadere tz. in h.b. te verschijnen rechtsgeldig maar niet in persoon is uitgereikt en op die tz. aanwezige raadsman niet uitdrukkelijk door verdachte was gemachtigd verdediging te voeren, is ‘s hofs beslissing om onderzoek ttz. voort te zetten achteraf bezien onjuist. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 19/01755 P, 19/01902 en 19/02025.

Ga naar uitspraak