ECLI:NL:HR:2014:528

Datum: 11-03-2014

Onderwerp: Combinatie van contra-indicaties

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

1. Moord, voorbedachte raad. 2. N-o verklaring b.p. in vordering immateriële schade. Ad 1. De HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2012:BR2342 en ECLI:NL:HR:2013:963. Het Hof heeft geoordeeld dat uit de f&o die uit de gebezigde bewijsmiddelen blijken, rechtstreeks volgt dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Dat oordeel is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Ad 2. Het Hof heeft de n-o verklaring gegrond op zijn oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarbij heeft het Hof i.h.b. in aanmerking genomen dat de rechtsvraag of verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door b.p. geleden immateriële schade niet eenvoudig te beoordelen valt. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk in aanmerking genomen dat voor vergoeding van dergelijke schade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen i.h.a. slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (vgl. ECLI:NL:HR:2002:AD5356 en ECLI:NL:HR:2009:BI8583).

Ga naar uitspraak