Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:336 Hoge Raad 12 maart 2019

ECLI:NL:HR:2019:336

Datum: 12-03-2019

Onderwerp: Schuld

Overige onderwerpen: Vereist: culpa late/grove schuld

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

OM-cassatie. Vrijspraak verdachte t.z.v. dood door schuld door in haar woning in Nederhorst den Berg op vrijwillige basis voor haar vriendin, in tegenstelling tot verdachte onbekend met (werking van) GHB, in theeglas GHB in te schenken zonder deze nauwkeurig af te meten, ten gevolge waarvan vriendin is overleden, art. 307.1 Sr. Levert verstrekken van ongecontroleerde hoeveelheid GHB onaanvaardbaar gezondheidsrisico op waardoor verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2015:952 m.b.t. invulling “schuld”. Hof heeft vastgesteld dat slachtoffer (volwassen vrouw die onbekend was met werking van GHB) wel eens GHB wilde proberen, dat verdachte GHB in theeglas heeft ingeschonken en gemengd met cola aan slachtoffer heeft verstrekt waarna slachtoffer GHB zelf desbewust en vrijwillig heeft ingenomen, dat exacte hoeveelheid van aan slachtoffer verstrekte GHB niet kan worden bepaald en dat verdachte eerder van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden heeft gebruikt en dat dit altijd goed is gegaan. In ’s Hofs overwegingen ligt als zijn niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat - anders dan is tlgd. - niet is komen vast te staan dat verdachte aan slachtoffer een “(te) grote hoeveelheid, althans meer dan een gemiddelde gebruikershoeveelheid” heeft verstrekt. Hof heeft vervolgens geoordeeld dat GHB weliswaar is vermeld op bij Opiumwet behorende lijst I en door wetgever wordt beschouwd als drug waarvan gebruik onaanvaardbaar risico voor (volks)gezondheid oplevert, maar dat gelet op hiervoor genoemde omstandigheden verstrekken aan slachtoffer van GHB niet een zodanig onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht dat dood van slachtoffer aan haar schuld in de zin van art. 307 Sr is te wijten. Dat - met waarderingen van feitelijke aard verweven - oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht