ECLI:NL:HR:2010:BM2452
Datum: 13-07-2010
Onderwerp: Bewijsminimumregel
Overige onderwerpen: De bewijsminimumregel , Ontucht
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Bewijsminimum art. 342.2 Sv (unus testis, nullus testis). Zedenzaak. HR herhaalt de relevante overwegingen t.a.v. het bewijsminimum van art. 342.2 Sv uit HR LJN BK2094. De HR merkt nog op dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan dat bewijsminimum is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd. I.c. is ’s Hofs kennelijke oordeel dat het bewijs dat verdachte het tlg-de heeft begaan niet alleen kan worden aangenomen o.g.v. hetgeen het s.o. heeft verklaard maar dat de door haar gereleveerde f&o voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Aangezien ‘s Hofs nadere motivering betrekking heeft op de betrouwbaarheid van de verklaring van het s.o., draagt die motivering niet bij aan ’s Hofs kennelijke oordeel dat hetgeen zij heeft verklaard, voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd.