Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:1989:ZC8272 Hoge Raad 14 november 1989

ECLI:NL:HR:1989:ZC8272

Datum: 14-11-1989

Onderwerp: Ouders

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht

Vindplaats: Extern

Vordering tot cassatie in het belang der wet. Wat dient in art. 591a.1 en 591a.2 Sv te worden verstaan onder ‘de zaak’ en wanneer is voldaan aan in die bepalingen voor vaststelling van vergoeding gestelde voorwaarde uitgedrukt in woorden ‘Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel (…)’? Vice-president Rb heeft geoordeeld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van onkosten v.zv. die betrekking hebben op feiten waarvoor hij is vrijgesproken, terwijl verdachte voor andere (cumulatief tlgd.) feiten wel is veroordeeld. Uit oogpunt van wetssystematiek kan in geval onderzoek ttz. heeft plaatsgevonden aan woorden ‘de zaak’ in zinsnede ‘Indien de zaak eindigt (...)’ geen andere betekenis worden toegekend dan daaraan toekomt in art. 258.1 Sv, dat ziet op aanhangig maken van zaak ttz. O.g.v. deze bewoordingen moet worden aangenomen dat in art. 258.1 Sv onder ‘de zaak’ moet worden verstaan al datgene waarop rechtsgeding betrekking heeft. Dit brengt mee dat in geval onderzoek ttz. heeft plaatsgehad term ‘de zaak’ in art. 591a.1 en 591a.2 Sv dan ook betekenis heeft van ‘al datgene waarop het rechtsgeding betrekking had’. Grenzen daarvan zijn vastgelegd in hetgeen bij inleidende dagvaarding aan verdachte is ten laste gelegd, zij het dat deze grenzen nadien nader kunnen worden bepaald door wijziging tll. ex art. 313-314a Sv en/of voeging onderscheidenlijk splitsing ex art. 276 Sv. Hieruit volgt dat indien in rechtsgeding binnen hiervoor genoemde grenzen meer feiten cumulatief aan rechter ter beoordeling zijn voorgelegd, zaak eerst is geëindigd indien rechter m.b.t. al die feiten einduitspraak heeft gedaan en deze einduitspraak onherroepelijk is. Nu verzoeker voor deel van tlgd. is veroordeeld, kan niet worden gezegd dat zaak, als omvattende al hetgeen waarop rechtsgeding betrekking had, is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Vice-president Rb heeft in bestreden beschikking aan term ‘de zaak’ onjuiste betekenis toegekend en had verzoeker in zijn verzoek n-o dienen te verklaren. Volgt vernietiging in het belang van de wet.

Ga naar uitspraak