ECLI:NL:HR:2017:2862
Datum: 14-11-2017
Onderwerp: Strafrecht
Overige onderwerpen: Vervolging art. 197 Sr
Rechtsgebiedenregister: Vreemdelingenrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd t.z.v. overtreding van art. 197 Sr na uitgevaardigd inreisverbod. Terugkeerrichtlijn. Vervolg op ECLI:NL:HR:2016:515 waarin HR prejudiciële vragen aan HvJEU heeft gesteld. 1. Aanvang duur inreisverbod. 2. Oplegging onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ad 1. HvJEU heeft geoordeeld dat de maximale duur van het inreisverbod a.b.i. art. 11.2 Terugkeerrichtlijn moet worden berekend vanaf het tijdstip waarop betrokkene het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten (ECLI:EU:C:2017:590). Nu het middel van een andere opvatting uitgaat, faalt het. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:BY3151 inhoudende dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt t.z.v. overtreding van art. 197 Sr, zich ervan dient te vergewissen dat de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen en daarvan in de motivering van zijn beslissing blijkt dient te geven. ’s Hofs oordeel, dat inhoudt dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen en waarin besloten ligt dat verdachte illegaal in Nederland verbleef terwijl niet is gebleken van een geldige reden om niet terug te keren, zodat ter zake een gevangenisstraf kon worden opgelegd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Voor zover wordt betoogd dat uit (rechtspraak van de HR over) de Terugkeerrichtlijn voortvloeit dat in een geval als het onderhavige, waarin het Hof heeft vastgesteld dat de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure op een eerder moment zijn doorlopen, de rechter - alvorens hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen i.s.m. art. 197 Sr - zich ervan dient te vergewissen dat die stappen niet nogmaals dienen te worden doorlopen, steunt het middel op een onjuiste rechtsopvatting.