Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:2036 Hoge Raad 15 december 2020

ECLI:NL:HR:2020:2036

Datum: 15-12-2020

Onderwerp: Voorwaardelijk opzet

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Caribische zaak. Woningoverval op Bonaire. Medeplegen diefstal met geweld met dood politieagent als gevolg (art. 325.2.1 jo. 324.4 Sr BES) en medeplegen voorbereiding diefstal met geweld (art. 325.1 jo. 324.4 jo. 48a.1 Sr BES). 1. Betekening dagvaarding in h.b. van in Nederland gedetineerde verdachte. Dagvaardingstermijn in acht genomen, nu onderzoek ttz. mede in Nederland heeft plaatsgevonden? Art. 300.1 Sv BES. 2. Bewijsklacht medeplegen diefstal. Opzet verdachte op door mededader tegen agent gepleegd geweld. Ad 1. Hof heeft geoordeeld dat dagvaarding rechtsgeldig is betekend op de grond dat redelijke uitleg van art. 300 Sv BES i.c. met zich brengt dat tussen dag waarop dagvaarding voor tz. in h.b. aan verdachte is betekend en dag van die tz. niet termijn van ten minste 6 weken maar termijn van ten minste 7 dagen gold. Hof heeft dit oordeel gestoeld op omstandigheid dat onderzoek ttz. in h.b. mede in Nederland heeft plaatsgevonden waarmee hof als zijn oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat hof in Europese deel van Nederland zitting kan houden. Dat oordeel getuigt van onjuiste rechtsopvatting, nu art. 15 jo. 1.i Rijkswet niet voorziet in mogelijkheid dat hof zitting houdt in Europese deel van Nederland. O.g.v. art. 15.3 Rijkswet houdt hof zitting in een van de landen onderscheidenlijk op een van de eilanden aldaar genoemd. Deze bepaling moet aldus worden begrepen dat hof slechts in een van deze landen onderscheidenlijk op een van deze eilanden zitting houdt, daargelaten mogelijkheid dat o.m. vanuit ander land of eiland door anderen via videoconferentie-verbinding wordt deelgenomen aan tz. Gelet hierop begrijpt HR ’s hofs overweging in p-v van tz. in h.b. dat “zitting vandaag zowel in Curaçao, Bonaire als in Nederland plaatsvindt“ in het licht van ’s hofs overweging dat “behandeling heeft plaatsgevonden middels videoconference op locaties Curaçao (leden van hof en griffier, PG en raadsvrouw), Nederland (locatie P.I. Zutphen, 2 medeverdachten) en Bonaire (2 medeverdachten en b.p.’s)” aldus dat hof zitting heeft gehouden in Curaçao. ‘s Hofs oordeel dat dagvaarding in h.b. voor tz. in h.b. rechtsgeldig is betekend is daarom niet toereikend gemotiveerd. Tot cassatie hoeft dit echter niet te leiden. Gelet op bijzonderheden waardoor deze zaak wordt gekenmerkt zoals daarvan o.m. blijkt uit p-v van tz. in h.b., te weten dat verdachte voorafgaand aan tz. op de hoogte was van die tz., afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, zijn raadsvrouw ttz. namens hem het woord heeft gevoerd en (onder voorwaarde) ermee heeft ingestemd om met behandeling van zaak door te gaan en omstandigheid dat onderzoek ttz. op nadere tz.in h.b. opnieuw is aangevangen, heeft verdachte geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van bestreden uitspraak en terugwijzing van zaak naar hof met het oog op nieuwe behandeling.Ad 2. ’s Hofs oordeel dat verdachte bewust aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat wapens bij diefstal met geweld zouden worden gebruikt, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.Volgt verwerping. Samenhang met 18/01993 A, 18/02021 A en 18/02395 A.

Ga naar uitspraak