Hoge Raad 31 oktober 2023 Gerechtshof Den Haag 26 september 2023 Hoge Raad 22 september 2023 Rechtbank Rotterdam 22 september 2023 Parket bij de Hoge Raad 12 september 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:1465 Hoge Raad 15 oktober 2019

ECLI:NL:HR:2019:1465

Datum: 15-10-2019

Onderwerp: Smartengeld

Rechtsgebiedenregister: Letselschaderecht

Vindplaats: Extern

Medeplegen diefstal met braak en inklimming, art. 311.1.4 en 311.1.5 Sr. Vordering b.p. Vergoeding van immateriële schade aan bewoners van woning t.g.v. inbraak in woning en diefstal van sieraden uit woning, art. 6:106 BW. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:793 en ECLI:NL:HR:2019:376 m.b.t. vraag wanneer sprake is van aantasting in persoon ‘op andere wijze’ a.b.i. art. 6:106.b BW. ’s Hofs kennelijke oordeel dat m.b.t. benadeelde partijen telkens sprake is van aantasting in hun persoon ‘op andere wijze’ a.b.i. art. 6:106.1.b BW is onjuist, althans onbegrijpelijk. V.zv. Hof heeft geoordeeld dat aard en ernst van normschending en van gevolgen daarvan voor b.p. meebrengen dat bij b.p. telkens sprake is van aantasting in persoon, had Hof dat oordeel, ook v.w.b. die gevolgen van normschending voor b.p., dienen te motiveren aan de hand van door b.p. aangedragen gegevens. Enkele verwijzing naar billijkheid ter motivering volstaat niet, evenmin als enkele omstandigheid dat (hoogte van) schadevergoeding in h.b. niet is weersproken en dat verdediging zich in e.a. aan oordeel van rechter heeft gerefereerd. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade die geen rechtsgrond vindt in de wet kan niet worden toegewezen. V.zv. ‘s Hofs oordeel aldus moet worden begrepen dat aard en ernst van normschending meebrengen dat nadelige gevolgen daarvan voor b.p. zo voor de hand liggen dat aantasting in persoon m.b.t. alle b.p. kan worden aangenomen zonder enige nadere vaststelling m.b.t. gevolgen die normschending voor ieder van deze b.p. heeft gehad, geeft dat oordeel blijk van onjuiste rechtsopvatting, althans is dat oordeel niet begrijpelijk. Niet is uitgesloten dat inbraak in woning voor bewoner dermate ingrijpende gevolgen heeft dat zij grond kan bieden voor aannemen van aantasting in persoon, maar daarvoor is vereist dat vaststellingen over die gevolgen (kunnen) worden gedaan. Voorts ligt het niet voor de hand aantasting in persoon aan te nemen als nadelige gevolgen enkel bestaan in verlies van voorwerp. Omstandigheid dat voorwerp ook ‘emotionele waarde’ had, volstaat in beginsel niet om te kunnen aannemen dat verlies van dit voorwerp aantasting in persoon oplevert. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing. CAG: anders t.a.v. 1 b.p., die - niet betwist - heeft gesteld last te hebben gehad van hoge bloeddruk, hartkloppingen, slapeloosheid en stress. ’s Hofs impliciete oordeel dat gelet op ernst van normschending gevolgen voor deze b.p. zodanig zijn geweest dat sprake is van “aantasting in haar persoon op andere wijze” is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Ga naar uitspraak