Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2014:3583 Hoge Raad 16 december 2014

ECLI:NL:HR:2014:3583

Datum: 16-12-2014

Onderwerp: Materieel-verweer

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

OM-cassatie. Vrijheid van meningsuiting (i.h.k.v. een publiek debat), art. 10 EVRM. Groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie, art. 137c Sr en art. 137d Sr. Het, o.m. in art. 10 EVRM gegarandeerde, recht op vrijheid van meningsuiting staat aan strafrechtelijke veroordeling t.z.v. groepsbelediging en/of aanzetten tot discriminatie i.d.z.v. art. 137c Sr onderscheidenlijk 137d Sr niet in de weg indien zo een veroordeling een o.g.v. art. 10.2 EVRM toegelaten beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt. Bij de beoordeling van een uitlating i.v.m. de strafbaarheid daarvan wegens groepsbelediging en/of aanzetten tot discriminatie i.d.z.v. voormelde wettelijke bepalingen, dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating alsmede op de context waarin zij is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uitlating is van artistieke expressie. Tevens dient onder ogen te worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is. Bij de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is, dient, indien het gaat om een uitlating door een politicus i.h.k.v. het publiek debat - het politieke debat daaronder begrepen - onder ogen te worden gezien enerzijds het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, maar anderzijds ook de verantwoordelijkheid die de politicus in het politieke/maatschappelijke debat draagt te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat of geweld of discriminatie maar ook om uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid. V.zv. het Hof met zijn oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat de tlgd. uitlatingen van verdachte, nu deze zijn gedaan door hem als politicus i.h.k.v. het publiek debat, louter strafbaar zouden kunnen zijn indien die uitlatingen de strekking zouden hebben om te bedreigen en/of te intimideren dan wel redelijkerwijs geacht kunnen worden aan te zetten tot haat en geweld, heeft het Hof een en ander i.c. miskend.

Ga naar uitspraak