ECLI:NL:HR:2018:1941
Datum: 16-10-2018
Onderwerp: Zeden
Overige onderwerpen: Arbeid
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
OM-cassatie. Vrijspraak mensenhandel door prostituee d.m.v. misbruik van feitelijk overwicht te bewegen deel van haar verdiensten aan hem af te staan, art. 273f.1.9 Sr. Moet 'uitbuiting' worden aangemerkt als impliciet bestanddeel? Mede gelet op wetsgeschiedenis en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met art. 273f.1.9 Sr wordt gekwalificeerd als 'mensenhandel' en t.t.v. tlgd. werd bedreigd met gevangenisstraf van 6 jaren (thans 12 jaren), moet worden aangenomen dat de onder 9 omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uit die wetsgeschiedenis blijkt immers dat i.h.b. werd beoogd alle gevallen van (seksuele) uitbuiting tegen te gaan. Dat art. 250a.1.6 Sr (voorganger van art. 273f.1.9 Sr) blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling ertoe strekte ook het profiteren van vrijwillige - en dus niet als 'uitbuiting' aan te merken - prostitutie tegen te gaan, leidt niet tot een ander oordeel, mede in aanmerking genomen dat de opsomming van strafbare gedragingen en 'middelen' in art. 250a.1.6 Sr beduidend beperkter is dan die in art. 273f.1.9 jo. 273f.1.1 Sr. Dit brengt mee dat de in art. 273f.1.9 Sr bedoelde gedragingen van degene die een ander dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen als in die bepaling bedoeld, eerst dan als 'mensenhandel' kunnen worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat is voldaan aan voormelde voorwaarde dat die gedragingen zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. 'Uitbuiting' moet worden aangemerkt als impliciet bestanddeel van art. 273f.1.9 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2016:556 t.a.v. vierde onderdeel van art. 273f.1 Sr). Volgt verwerping. CAG: anders.